Bij bijna alle ski’s op onze website staat in staafdiagrammen aangegeven voor wie en wat een ski geschikt is. Het is goed om uit te leggen wat onze uitgangspunten zijn voor het toekennen van de scores en vooral hoe je ze moet interpreteren. Helemaal onderaan worden twee uitzonderingen, waaronder de toerski’s, besproken.
Een staaf geeft een score van 1 tot en met 10 weer. Door technische beperkingen worden echter slechts 5 vakjes getoond, maar het verklaart waarom je ook scores halverwege een vakje tegenkomt. Het eerste streepje/blokje beslaat dus de scores 1 en 2 en het laatste streepje/blokje de scores 9 en 10. Sommige balken geven een bandbreedte aan waar een ski het beste voldoet, zoals bij ‘Skiniveau’, ‘Bochten’ en ‘Snelheid’. Deze balken kunnen overal beginnen en overal eindigen. Dit geldt niet voor de eigenschappen ‘Carven’, ‘Piste’ en ‘Off Piste’. Deze balken beginnen altijd helemaal links en het zijn dus echte ‘scores’: een bredere balk geeft een hogere score aan.
De eerste score gaat over het skiniveau. Daarbij is 1 de absolute beginner en 10 een ervaren wedstrijdskiër, een ‘staatlich’ opgeleide skileraar of een hoog niveau freerider. Deze score komt dan ook alleen bij redelijk extreme ski’s voor, zoals een wedstrijdski, of de breedste freerideski’s (denk bijv.aan 118 mm onder de voet). Hieronder leggen we uit wat grofweg de indeling naar niveau is. LET OP: veel ski’s zijn voor meerdere niveaus geschikt, dus kunnen bijvoorbeeld zowel dienst doen voor een lichtgevorderde als voor een vergevorderde skiër, of zijn geschikt vanaf een gevorderde tot en met een expert, enzovoorts.
Deze skiërs maken bochten in pflug of maken de eerste parallele bochten op laag tempo (‘grof parrallel’ zeggen skileraren); de echte beginners en lichtgevorderden.
Deze skiërs maken parallelle bochten en komen al redelijk vlot naar beneden. Sommige kunnen al een beetje carven, anderen maken alle bochten slippend (‘rutschend’). Hieronder vallen gevorderde skiërs, maar bijvoorbeeld ook heel ervaren skiërs die het liever rustig aan doen. Een zwarte piste vinden deze skiërs meestal wat veel van het goede.
Dit zijn mensen die het carven goed beheersen, op tempo skiën en af en toe flink hard gaan. De ‘techneuten’ in deze sectie zijn goede skiërs, maar er is nog een niveau hoger. Hieronder vallen ook skiërs die beginnend freerider zijn en heel ervaren skiërs die op lekker tempo tochtjes maken, maar geen technisch wonder zijn. Deze bestaat dus zowel uit vergevorderde (veel ervaring en flink tempo) als uit sportieve skiërs (energiek en technisch; ‘buckels’ gaan ze niet uit de weg).
Dit zijn de toppers! Skileraren met een gevorderde opleiding (minstens B2 of Landes en dan alleen met een brede ervaring!), wedstrijdskiërs en technisch zeer goed onderlegde sportieve skiërs. Ze carven als de beste, doen alles op hoog tempo en waar ze skiën (vlak, steil, hobbelig) en in wat voor sneeuw, maakt ze niet uit. De ‘specialisten’ vallen hier ook onder. Specialisten zijn bijvoorbeeld hoog niveau freestylers en freeriders.
Deze balk geeft aan voor welke snelheden een ski geschikt is. Meestal komt dit heel erg overeen met de scores voor het skiniveau. Een expert heeft immers niks aan een ski die niet hard kan. De uitzonderingen zijn vooral de ski’s de heel stabiel zijn (en dus hard kunnen), maar die niet persé technisch geskied hoeven te worden. De ‘supercruisers’ zou je kunnen zeggen; ideaal voor heel ervaren skiërs die graag tochten maken, niet de hele tijd willen (of kunnen) carven en die een probleemloze ski zoeken. Het eerste vakje geeft het tempo van een absolute beginner aan en het laatste vakje geeft wedstrijdtempo aan. De aller breedste freeridemodellen halen deze score ook omdat zij zeer stabiel zijn en geschikt om op duizelingwekkend tempo door de diepe sneeuw te knallen.
Hier vind je een aanduiding voor wat voor soorten bochten een ski geschikt is. Een score helemaal links betekent dat de ski alleen maar zin heeft in hele korte bochten, zoals bijvoorbeeld een slalomski. Zit de score in het midden van de balk, dan maakt de ski net zo makkelijk iets kortere (maar niet extreem kort) als middellange bochten. Helemaal rechts zitten de ski’s de alleen zin hebben in hele lange bochten (de breedste freerideski’s en de FIS Reuzenslalom modellen). Voor het bepalen van de bochtgrootte spelen de carve-eigenschappen een belangrijke rol. Met ski’s die op het onderdeel ‘Carve’ (zie hieronder) wat lager scoren en tegelijk niet te breed zijn (max 75 mm onder de binding), kun je echter slippen/rutschend ook hele korte bochten skiën, maar dat is in de balk dus niet expliciet zichtbaar.
Carven; wie wil dat nou niet? Daarom hebben we een score voor de neiging van een ski om te kunnen en willen carven. Let dus op: het is een score en de balk begint altijd helemaal links! Des te breder de balk, des te meer zal de ski willen/kunnen carven. Dat is niet altijd goed nieuws: sommige ski’s met een hele hoge score op carven zijn echte dwingelandjes en willen niks anders dan carven. Sommige slalomwedstrijdski’s hebben dat bijvoorbeeld. Als je een ski zoekt die niet alleen maar goed kan/wil carven, maar ook kan rutschen, dan moet je tegelijkertijd naar de score voor het skiniveau kijken: is de ski alleen geschikt voor experts en heeft hij een hoge score op ‘Carven’, dan is de kans groot dat je te maken hebt met een dwingelandje. Is de ski ook geschikt voor niet experts (dus verder naar links op de balk van skiniveau), dan kan de ski behalve goed carven ook slippen en is een stuk vergevingsgezinder.
Deze twee balken geven aan waar de ski zich het beste thuis voelt. Ook deze balken beginnen altijd helemaal links en des te breder de balk, des te beter de ski zich op dat terrein thuis voelt. Natuurlijk zijn er modellen die net zo goed zijn op als buiten de piste en bijvoorbeeld bij beide 4 of 5 blokjes scoren: de echte alleskunners!
Sommige soorten ski’s komen een beetje raar of niet naar voren in de scores. We lichten de opvallendste toe.
Toerski’s zijn bedoeld voor tochten buiten de piste. Toch scoren ze op ‘Off Piste’ niet zo hoog, omdat het meestal vrij smalle ski’s zijn ivm het gewicht. Brede freerideski’s scoren veel hoger. Tegelijkertijd zijn toerski’s relatief soepel om makkelijk te buigen in de diepe sneeuw en daardoor scoren ze ook niet zo hoog op ‘Piste’ en ‘Snelheid’. Ze zijn ook niet specifiek goed in carven (maar sommige kunnen het wel vrij aardig). Hoewel toerskiërs meestal goede skiërs zijn, scoren de echte toerski’s op skiniveau heel gemiddeld (ongeveer van het tweede vakje tm het vierde: in getallen van 3-7).
De shortski’s (ski’s voor volwassenen van ongeveer 1,30 m.) hebben we niet van scores voorzien. Shortski’s carven als een dolle, maar niet met de kwaliteit van een ‘gewone’ ski. Plat liggend zijn ze door hun korte lengte matig stabiel, ze draaien super kort en zijn heel speels, maar het is moeilijk er een skiniveau aan te hangen. Beginners? Sommige hele ervaren wintersporters willen niets anders!